Portret van een witte dwergschnauzer

Witte dwergschnauzers bestaan al meer dan 100 jaar en werden samen met zwart/zilver officieel door het PSK erkend in 1968. De eerste exemplaren zijn als een speling der natuur rechtstreeks voortgekomen uit zwarte dwergschnauzers. Een speling die ook nu nog kan voortkomen, zowel uit zwarte, zwart/zilver als uit peper&zout dwergen. 

Maar hoewel de witte dwergschnauzer dus afkomstig is uit een gekleurde dwergschnauzer, is het geenszins een albino. De pups worden wel geboren met een roze neusspiegel, maar na enkele uren begint de pigmentatie al te werken en wordt de roze pup langzamerhand meer gepigmenteerd. Zo worden de neusspiegel, de voetkussentjes en de nagels zwart, wordt het gehemelte en de huid steeds donkerder en de ogen donker bruin tot zwart. Net als bij de mensen wordt de huid in de zomer trouwens donkerder, wat in contrast met de witte haren een prachtige zilveren schijn geeft aan deze zonnekloppers. Door hun kleur zijn ze zelfs beter beschermd tegen de warmte dan hun zwarte soortgenoten. Zwart neemt nu eenmaal meer warmte op dan wit. 

Wetenschappers hebben ontdekt dat de witte dwergschnauzers een bijzonder gen hebben waardoor in de vacht de kleur zwart wordt geblokkeerd. Dit gen heeft geen enkele andere invloed op de dwergschnauzer, noch op het uiterlijk, noch op het karakter. Hierdoor blijft het pure schnauzertype overeind en zijn onze witte vrienden even gezond als eender andere dwerg. Ze hebben ook geen enkele aangeboren afwijking zoals doofheid en dergelijke welke een traditionele albino wel kan hebben. 

Witte dwergschnauzers zijn dus heel normale schnauzers met alle bij dit ras behorende eigenschappen. En hoewel ze door hun witte kleur een veel gemoedelijkere uitstraling hebben dan hun gekleurde soortgenoten hebben ze een even sterk karakter. Ze kunnen het best worden beschreven als kleine honden met een zeer groot hart. Ze staan bekend om de liefde en het respect die ze voor hun baasjes hebben. Ze zijn waakzaam, recht door zee en heel dapper. Ze zijn bijzonder gevoelig voor de gemoedstoestand van hun eigenaar en dragen gerechtigheid heel hoog in het vaandel. 

Witte dwergen zijn oprecht actieve honden en niet het soort hond die zich van de stoel naar de sofa beweegt. Natuurlijk  kunt u ze in uw armen dragen, maar zelf verkiezen ze zich vrij zich te bewegen en behandeld te worden zoals normale grote honden. Hoewel klein van gestalte, zijn hun kenmerken heel groot. Ze hebben een grote geest en een groot hart voor hun eigenaar en voor kinderen. Ze zijn heel eerlijk, heel onafhankelijk, heel emotioneel en vooral heel, heel intelligent. Niet voor niets vergelijken sommigen hen het liefst met zwarte riesenschnauzers.

 

 

 

FCI Standard N° 183 / 18.04.2007

DWERGSCHNAUZER

(Zwergschnauzer)

OORSPRONG: Duitsland
DATUM VAN BEKENDMAMNG VAN DE THANS GELDENDE STANDAARD VAN OORSPRONG: 06.03.2007
BESTEDING:       gezins- en gezelschapshond

KLASSERING F.C.I.:
Groep 2: Honden van het type Pincher, Schnauzer, grote waakhonden, berghonden,  Zwitserse koehonden en andere rassen.
Afdeling 1: Honden van het type Pincher en Schnauzer  zonder werkproeven

BONDIG HISTORISCH OVERZICHT:
Begin de 20ste eeuw heeft de Dwergschnauzer zijn grootste ontwikkeling gekend in de streek van Frankfurt. Op dat ogenblik was hij gekend onder de naam “ruwharige dwergpincher”. Vertrekkende van verschillende vormen, grootten en typen en gelet op een ongeordende sliert ruw-, zacht- of zijdeharige honden was het niet eenvoudig om een ras van kleine honden te kweken dat, van uiterlijk en van karaktereigenschappen zou overeenkomen met zijn grotere broer, de Schnauzer.

ALGEMEEN UITZICHT:
Klein, vinnig, meer geblokt dan uitgerekt, ruwharig, elegant. Een verkleind model van de Schnauzer, vrij van elk gebrek dat eigen is aan nanisme (dwerggroei).

BELANGRIJKSTE VERHOUDINGEN:
De verhouding tussen de lengte van het lichaam en de schofthoogte dient zoveel mogelijk de vorm van een vierkant benadrukken. De totale lengte van het hoofd (gemeten van het uiteinde van de neus tot het achterhoofdsbeen) is gelijk aan de helft van de lengte van de bovenrug (gemeten van de schoft tot de staartinplanting).

GEDRAG I KARAKTER:
Zijn karakter stemt overeen met dat van de Schnauzer en wordt aangevuld met het temperament en het gedrag van een kleine hond. Intelligentie, zelfzekerheid, volharding en waakzaamheid maken dat de dwergschnauzer een aangename gezelschapshond is en ook een gezins- en waakhond die probleemloos in een kleine woonruimte gehouden kan worden.

HOOFD:
Schedel: sterk en langwerpig zonder fors uitspringend achterhoofdbeen. Het hoofd moet in overeenstemming zijn met de kracht van de hond. Het voorhoofd is plat, zonder rimpels en parallel met de zijkant.
Stop: scherper gemaakt door de wenkbrauwen.

GEZICHT:
Neus: goed ontwikkeld en altijd zwart: de neusgaten zijn breed open.
Mond: het uiteinde van de mond heeft de vorm van een afgeknotte hoek. De afkanting is recht. 
Lippen: zwart, vol, goed tegen de kaakbeenderen aangepast, de mondhoeken zijn stevig.
Kaakbeenderen en tanden: boven- en onderkaak zijn stevig. Het gebit in schaarvorm is sterk, goed ontwikkeld, sluit goed aan en is volledig. Het heeft 42 zuiver witte tanden overeenkomstig de tandformule voor de honden. De kauwspieren zijn sterk ontwikkeld zonder aan de kaken een hinderlijk reliëf te geven dat de rechthoekige vorm van het hoofd (met de baard) zou vervalsen.
Ogen: van middelmatige grootte, ovaal, naar voren gericht, donker, geven een levendige indruk. De wimpers omranden volledig de oogbol
Oren : geplooid en hangend, hoog ingeplant in V-vorm en symmetrisch, de punt naar voren in de richting van de slaap en de binnenste boorden van het oor zijn tegen de kaken gedrukt. De parallelle plooi mag niet hoger liggen dan de schedel.

NEK:
De gespierde en robuuste nek heeft een knappe welving. De hals gaat harmonieus over in de schoft. De nek is in overeenstemming met de kracht van de hond, stevig ingeplant, rijzig en heeft een adellijke kromming. De huid op de keel is stevig en goed aangespannen zonder enige plooi te vormen.

LICHAAM:
Bovenlijn: vanaf de schoft licht hellend naar achter
Schoft:is het hoogste punt van de bovenkant.
Rug: sterk, kort en vast.
Lenden: kort, stevig en hoog: de afstand tussen de laatste rib en de heup is kort zodat de indruk verwekt wordt dat de hond gedrongen is.
Kruis: kort, gaat ongemerkt over met een lichte afronding in de staartaanzet.
Borst: gematigd breed, transversaal gezien ovaal van vorm, gaat even diep als het ellebooggewricht. De borst wordt duidelijk zichtbaar door de punt van het borstbeen.
Onderlijn en buik: de flanken zijn niet overdreven opgetrokken. Met het onderste deel van de borstkas geeft de buik een mooie gebogen lijn.

STAART: natuurlijke staart. Fokdoel is een sabel-of sikkelstaart

LEDEMATEN:
VOORBEEN:
Algemeen: van voren gezien, zijn de voorbenen stevig, recht, niet te dicht bij elkaar geplaatst. In profielzicht zijn de voorbenen recht.
Schouder: Het schouderblad is goed vast aan de borstkas, degelijk gespierd langs de twee zijden van de schouderkam en steekt uit boven de apofyse van de borstwervels. Zo schuin mogelijk en goed naar achteren geplaatst. Vormt een hoek van ongeveer 50° ten opzichte van een horizontale lijn.
Arm: dicht tegen het lichaam, stevig en gespierd. De hoek tussen het schouderblad en de arm is 95° à 105°
Elleboog: is niet naar binnen of buiten gedraaid, staat recht.
Voorarm: sterk ontwikkeld en goed gespierd: recht, vanuit alle gezichtshoeken bekeken.
Handwortel: stevig en sterk, er is praktisch geen onderscheid met de structuur van de voorarm. 
Middenhand: in voorzicht verticaal en in profielzicht licht hellend tegenover de grond, stevig, ietwat elastisch.
Voeten: kort en rond. De tenen zijn dicht op elkaar en gekromd (kattenpoten). De teenkussen zijn hard, de nagels hard en zwart.

ACHTERBEEN:
Algemeen: in profielzicht staan de achterbenen schuin; vanaf de achterkant gezien staan ze parallel en niet te dicht bijeen.
Dijen: hebben en middelmatige lengte, sterk gespierd, breed.
Kniegewricht: noch naar binnen, noch naar buiten gedraaid.
Benen: lang en sterk, zenuwachtig, gaan over in een stevig spronggewricht.
Spronggewricht: duidelijk gebogen; stevige, stabiele niet naar binnen of naar buiten gedraaide articulatie.
Middenvoet: kort, verticaal tegenover de grond
Voeten: korte tenen, dicht op elkaar en gekromd, de nagels zijn kort en zwart.

GANGWERK:
 Elastisch, elegant, soepel, ongedwongen en wijd. De voorbenen strekken zich zo ver mogelijk naar voren uit. De achterbenen verschaffen de nodige druk door verre elastische passen. Het voorbeen van de ene kant en het achterbeen van de tegenovergestelde kant bewegen gelijktijdig. De rug, de gewrichten en ligamenten zijn vast.

HUID: Goed aangespannen over het ganse lichaam.

VACHT:
Haar: het haar is draadachtig hard en dicht ingeplant. De pels bestaat uit een dichte ondervacht en een bovenvacht die in geen geval te kort mag zijn, hard is en goed plat moet liggen. De bovenvacht is ruw, lang genoeg om de opbouw ervan te kunnen waarnemen, ze mag niet stekelig zijn ook niet golvend. Het haar aan de benen heeft de neiging niet zo hard te zijn. Op de schedel en aan de oren is het kort. Als typisch kenmerk geldt een niet te zachte baard aan de voorsnuit en borstelige wenkbrauwen, die de ogen licht overschaduwen.

Kleur:
* Eenkleurig  zwart met zwarte ondervacht
* Peper en Zout
* Zwart-Zilverkleurig
* Zuiver wit met witte ondervacht.

Voor peper en zoutkleurig geldt als fokdoel een gemiddelde schakering van gelijkmatig over het lichaam verdeelde goed gepigmenteerd “peper” die regelmatig verspreid en een grijze ondervacht. Men gedoogt de schakeringen die gaan van donker grijs, kleur metaalijzer, tot zilverkleurig grijs. Welke ook de kleurschakering is dient de hond een donker masker te hebben dat de uitdrukking onderstreept en in harmonie is met het kleurenspel. Duidelijk bleke vlekken op het hoofd, de borstkas en de ledematen zijn ongewenst.
In de variëteit “zwart-zilver” is het fokdoel een vacht met zwarte dekking en een zwarte ondervacht. Er bevinden zich witte vlekken onder de ogen, op de kaken, in de baard, op de keel, aan de voorkant van de borst in de vorm van twee afzonderlijke driehoeken, op de middenhand, op de voeten aan de binnenkant van de achterbenen en rond de anus. Het voorhoofd, de nek en de buitenkant van de oren moeten zwart zijn, zoals de pels van de bovenvacht.

LENGTE EN GEWICHT
Schofthoogte: Reu en teef:  tussen 30 en 35 cm
Gewicht: Reu en teef: ongeveer 4,5 à 7 kg

GEBREKEN: Iedere afwijking van de hierboven vernoemde eigenschappen, moet als een gebrek beschouwd worden. Dat gebrek wordt afgestraft volgens de ernst van de afwijking In het bijzonder is dat:
* het hoofd te klein of te kort vergeleken bij de hond in zijn geheel
* te zware of ronde schedel 
* rimpels in het voorhoofd 
* korte snuit, puntig of smal 
* tanggebit
* sterk vooruitspringende kaken en jukboog 
* lichte oogkleur, ogen te groot en rond
* oren laag ingeplant of heel lang, de twee oren niet op dezelfde manier (asymmetrisch) ingeplant
* loshangende keelhuid
* aanwezigheid van halskwabben, bovenkant van de nek te smal
* rug te lang, gekromd of doorgezakt
* karpervormige rug 
* afhangend kruis
* staartaanzet naar het hoofd gedraaid 
* lange voeten
* telgangloper
* te kort haar, te lang, soepel, gekruld, borstelig of zijdeachtig
* ondervacht kastanjekleur
* voor de “peper en zoutkleurige”: rugstreep (zwarte band die de rugwervel volgt), of zwarte rug
* voor de “zwart-zilveren”: niet duidelijk afgescheiden driehoeken op de borstkast 
* lengte kleiner of groter tot 1 cm van de door de standaard opgegeven normen.

ERNSTIGE GEBREKEN:
* te zware of te lichte lichaamsbouw, te hoog of te laag op poten
* niet voldoende uitgesproken seksuele geaardheid (voorbeeld: teef met een mannelijke type) 
* ellebogen naar buiten gedraaid
* achterbeen recht of in tonvorm
* te lange benen
* spronggewricht naar binnen gekeerd.
* te korte middenvoet
* witte of gevlekte beharing bij de kleuren zwart en peper en zout
* gevlekte beharing bij de kleuren zwart / zilver en wit
* lengte kleiner of groter dan 1 cm en minder dan 2 cm van de door de standaard opgegeven normen

GEBREKEN DIE AANLEIDING GEVEN TOT UITSLUITING:
* alle misvormingen
*  hond die niet duidelijk genoeg de kenmerken van het ras vertoont
* gebitsfouten zoals bovenvoorbeet, ondervoorbeet, kruisgebit.
* ernstige algemene gebreken betreffende de structuur, de vacht of de kleur
* lengte kleiner of groter dan 2 cm van de door de standaard opgegeven normen
* angstig gedrag, agressieve of bange hond, uitgesproken wantrouwig, zenuwachtig.

NOTA: De reuen moeten twee teelballen hebben die er normaal uitzien en volledig in het scrotum liggen.

Dutch

Over ons

Wij zijn een kleine, toegewijde en familiale hobbykennel erkend door het F.C.I. en houder van het certificaat voor het fokken van LO.S.H.-honden. Onze honden zijn onze passie en we zijn uitzonderlijk trots op hen.

Lees meer